Opmerkingen
- Misschien begrijp ik ' uw vraag niet, maar ' begrijp de verwarring hier niet. Gebruik het voorzetsel dat betekent wat u bedoelt. Als het lichaam op een stoel ligt, is het de stoel waarop het lichaam is gevonden. Als het lichaam naast de stoel op de grond ligt, is het de stoel waardoor het lichaam is gevonden. Welke andere " regel " zou van toepassing kunnen zijn?
Antwoord
Wikipedia bevat [gemengd met vorige versie]:
Relatief voornaamwoord als object van een voorzetsel
Een relatief voornaamwoord wordt vaak weergegeven als het voorwerp van een voorzetsel. Voor formeel schrijven of spreken moet elk relatief voornaamwoord dat als object dient, een voornaamwoord zijn dat het objectieve hoofdlettergebruik accepteert, bijvoorbeeld wie, wiens, of welke , maar meestal niet wie en nooit dat —zowel wie als dat nemen gewoonlijk het subjectieve geval:
Jack is de jongen op wie Jenny verliefd werd (formeel)
Jack bouwde het huis waarin ik ben opgegroeid (formeel)
maar niet
Jack is de jongen op wie Jenny verliefd werd (informeel; of niet oké)
en nooit
Jack heeft het huis gebouwd in de tijd dat ik ben opgegroeid (niet oké).
In modern, vooral informeel, Engels is het niet ongebruikelijk om het voorzetsel naar het einde van de relatieve bijzin (alsof voor een onafhankelijke bijzin) terwijl het relatieve voornaamwoord aan het begin van de bijzin wordt gelaten of weggelaten. Een dergelijk voorzetsel-stranding (of het “bengelen” van het voorzetsel) wordt traditioneel door grammatici onaanvaardbaar geacht voor formele stijl. Toch wordt de vorm van het ‘stranded voorzetsel’ op grote schaal gebruikt sinds de oud-Engelse tijden, en is normaal in spreektaal. Hier is de formele stijl:
Jack is de jongen op wie Jenny verliefd werd (formeel);
maar het volgende kan worden gehoord in gewone (inclusief informele) toespraak:
Jack is de jongen op wie Jenny verliefd werd (niet formeel);
Jack is de jongen Jenny werd verliefd op (niet formeel);
Jack is de jongen op wie Jenny verliefd werd (informeel);
Jack is de jongen op wie Jenny verliefd werd (informeel).
Antwoord
Een relatieve bijzin heeft een relatieve uitdrukking die als eerste in de relatieve bijzin komt, of, indien niet al als eerste, naar de eerste positie wordt verplaatst. Een relatieve uitdrukking is een zelfstandig naamwoord met een relatief voornaamwoord of een combinatie van relatieve uitdrukkingen. Bijv. Met haakjes rond de relatieve uitdrukkingen,
het boek [dat] ik heb gekocht
het boek [[waarvan de onderkant] en [ wiens linker voorhoek]] was verbrand
Dit is een ruwe schets van de behandeling in Gegeneraliseerd Phrase Structure Grammar door Gazdar, Klein, Pullum en Sag, en laat belangrijke beperkingen weg (omdat ik de details niet kan onthouden).